Sinds 1 oktober 2004 is er een nieuwe wet in werking, waarmee daders die veelvuldig met politie en justitie in aanraking komen, in een inrichting te plaatsen. Het gaat hier om daders, die door het plegen van reeksen delicten veel criminaliteit en onveiligheid veroorzaken.[1] De achtergrond van de wetgeving is het terugdringen van ernstige criminaliteit en onveiligheid als gevolg van strafbare feiten die worden gepleegd door stelselmatige daders. Er zijn veel criminelen die keer op keer kleine delicten plegen, zoals diefstallen, waar een relatief lage straf op staat. Vaak zitten deze personen maar kort in de gevangenis, waardoor niet gewerkt kan worden aan de onderliggende problematiek waarvan de strafbare feiten in feite een gevolg zijn. De ISD-maatregel kan in bepaalde gevallen zeker effectief zijn, feit blijft echter dat geld- en ruimtegebrek vaak een belemmering zijn voor het krijgen van de juiste hulp. In de jurisprudentie zijn verschillende gevallen bekend van personen die een ISD-maatregel opgelegd hebben gekregen van de rechter, maar alsnog in een gewone penitentiaire inrichting terecht kwamen.

Het opleggen van de ISD-maatregel wordt geregeld in de artikel 38m t/m 38u WvSr. Indien deze maatregel is opgelegd door de rechter, heeft de ‘stelselmatig dader’ recht op een tussentijdse beoordeling van de zaak (ex. artikel 38s WvSr.) . Hier zal de rechter kijken welke behandeling er wordt gekregen en of een eventuele opheffing van de ISD tot de mogelijkheden behoort. Een verzoek tot opheffing van de ISD-maatregel kan na zes maanden na aanvang worden gedaan. De tussentijdse toets zal plaatsvinden bij de rechtbank die in eerste aanleg bevoegd was om over uw strafzaak te besluiten. Het is zeker zinvol om zo’n verzoek in te dienen, zeker wanneer u het gevoel heeft dat inmiddels goed geholpen bent of wanneer u absoluut geen begeleiding krijgt c.q. een juiste behandeling ondergaat.

In de jurisprudentie zijn verschillende gevallen te zien waarbij een dader is veroordeeld tot een ISD-maatregel, maar hier een succesvolle tussentijdse opheffing van vraagt. Beëindiging van de ISD-maatregel is bijvoorbeeld gehonoreerd in een geval waarbij een persoon opgenomen is in een normale gevangenis, terwijl zij duidelijk intensieve psychische begeleiding nodig had (Rb. Utrecht 3 maart 2006, NJFS 2006, 189). De rechter zal bij heroverweging vooral stilstaan bij de vraag of opheffing van de ISD-maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein (Hof Arnhem 23 oktober 2006, LJN AZ0948). Ook zal de rechter aandacht besteden aan de eigen inzet van de dader: hij zal op zitting aan moeten tonen dat hij alles in het werk heeft gesteld om een juiste behandeling te krijgen en zo aan zijn problemen te werken.