De huidige praktijk rond ontslag bij payrolling kan het beste omschreven worden aan de hand van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV van december 2009 en actuele jurisprudentie. In 2009 heeft het UWV regels vastgesteld voor de toepassing van de regels van het ontslagbesluit bij ontslag van payroll-medewerkers. Samengevat komt dit op het volgende neer:

De ontslagaanvraag (wegens bedrijfseconomische redenen) bij het UWV wordt ingediend door de formele werkgever, de payroll-onderneming. De payroll-onderneming moet hierbij aantonen dat de payroll-opdracht is beëindigd. Dit kan door het overleggen van een brief van de opdrachtgever waarin aangegeven wordt dat de opdrachtgever de opdracht van de betreffende payroll-medewerker wenst te beëindigen. Verder moet de payroll-onderneming zich inspannen om herplaatsing van de medewerker te realiseren. Dit kan de payroll-onderneming doen door bij haar andere opdrachtgevers na te gaan of er geschikte vacatures zijn of op korte termijn komen. Informatie van deze opdrachtgevers is bij de toekenning van de aanvraag van belang. Mochten er geschikte vacatures zijn, dan dient de payroll-onderneming de werknemer hiervan in kennis te stellen. Het is uiteraard aan de medewerker om hier al dan niet op in te gaan.

Voorts moet het afspiegelingsbeginsel toegepast worden. Dit hoeft echter alleen ten opzichte van andere payroll-medewerkers bij de betreffende opdrachtgever (en dus niet ten opzichte van payroll-medewerkers bij andere opdrachtgevers). Ook de hardheidsclausule is van toepassing. Deze houdt in dat, indien een werkgever aannemelijk maakt dat de vervanging van de medewerker die uit hoofde van zijn functie bij een derde te werk is gesteld om onder diens toezicht en leiding werkzaam te zijn in redelijkheid niet kan worden geëffectueerd, het UWV deze medewerker bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel buiten beschouwing kan laten. Als de opdrachtgever dan ook weigert de opzegging te herzien, moet het payroll-bedrijf (en vervolgens ook het UWV) zich hieraan conformeren.

De lijn van het UWV wordt ook bevestigd in de volgende zaak:

Gerechtshof Leeuwarden 03-04-2012 (werknemer/Persoonality Payrolling BV)

In deze zaak had een verhuurbedrijf in 2002 het gehele personeelsbestand overgedragen aan een payroll-bedrijf. Het verhuurbedrijf zegde eind november 2009 de payroll-overeenkomst met de in deze zaak betrokken medewerker op. Het payroll-bedrijf vroeg vervolgens ontslag aan bij het UWV wegens de bedrijfseconomische en organisatorische situatie bij het verhuurbedrijf. In januari 2010 verleende het UWV de ontslagvergunning. Vervolgens zegde het payroll-bedrijf de overeenkomst met de werknemer op tegen 1 april 2010. In de opzeggingsbrief bood het payroll-bedrijf de werknemer de functie van magazijnbeheerder aan bij hetzelfde verhuurbedrijf, op basis van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (zeven maanden) en tegen een lager salaris. De werknemer sloeg dit aanbod af en beriep zich op de kennelijke onredelijkheid van het ontslag en vorderde een schadevergoeding. De kantonrechter achtte het ontslag niet kennelijk onredelijk. Het feit dat het verhuurbedrijf de payroll-overeenkomst opzegde, leidde tot verval van een arbeidsplaats bij het payroll-bedrijf en vormde dus voor het payroll-bedrijf een bedrijfseconomische reden voor het ontslag. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

Wenst u meer informatie over de juridische aspecten van payrolling? Neem dan geheel vrijblijvend contact op met ons kantoor.